-
1 augurer
augurer (de) [ooguuree]〈 werkwoord〉1 voorspellen (uit) ⇒ opmaken (uit), afleiden (uit)♦voorbeelden: -
2 promettre
promettre [prommetr]1 beloven ⇒ toezeggen, verzekeren, uitloven♦voorbeelden:〈 schertsend〉 ça promet! • dat belooft wat!♦voorbeelden:v1) beloven, toezeggen2) voorspellen
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский